1
Bij het ochtendlicht.
2
En bij de nacht wanneer het geheel donker is.
3
Jouw Heer heeft jou (O Moehammad) niet verlaten en Hij is niet kwaad (op jou).
4
En het latere (het Hiernamaals) is zeker beter voor jou dan het eerste (het wereldse leven).
5
En jouw Heer zal jou zeker gunsten schenken, zodat jij tevreden zult zijn.
6
Heeft Hij jou niet als wees gevonden en jou in bescherming genomen?
7
En Hij heeft jou dwalend gevonden en jou geleid.
8
En Hij heeft jou behoeftig gevonden en rijk gemaakt.
9
Wat de wees betreft: beledig hem niet.
10
En wat de bedelaar betreft: wijs hem niet af.
11
En wat de gunsten van jouw Heer betreft: spreek daarover!